"in het najaar ging ik als volontair in een boekhandel werken waar ik vier jaar bleef, het vak leerde en tenslotte mijn belangstelling uitsluitend op het antiquariaat concentreerde. In het najaar van 1899 vertrok ik als boekhandelaar (assistent) naar Bazel."
, p. 10
Over jeugd en kennismaking met de boekhandel ter gelegenheid van uitreiking van de Vredesprijs van de Duits boekhandel - "en al in mijn jongensjaren was ik vertrouwd met de geur van verse drukproeven, van linnen, karton en plaksel, met de namen van veel uitgeverijen."
(
Hesse
, 1972
, pp. 219-220
)
"Toen ik op het gymnasium niet meer mee kon komen [ca. 1893. JJ] werd ik in de leer gedaan bij een kleine boekhandelaar in Esslingen waar ik al na drie dagen wegliep omdat de saaiheid van het leven als leerling in een provinciestadje me tegenstond."
(
Hesse
, 1972
, p. 17
)
Opnieuw in dienst bij de boekhandel [Heckenhauer] in Tübingen. Het gaat om een academische boekhandel voor m.n. theologen en filologen. Hesse brengt er een driejarige leertijd door en bleef daarna nog een jaar als jongste assistent. Hij las er o.m. Goethe en Nietzsche
(
Hesse
, 1972
, pp. 18-19
)
Opnieuw over de boekhandel en daarna het antiquariaat, maar eerst nam hij de enorme bibliotheek van zijn grootvader tot zich waarin de halve wereldliteratuur stond, m.n. kunstgeschiedenis, talen en filosofie.
(
Hesse
, 1972
, p. 26
)
In het najaar van 1895 boekhandelaarsleerling bij Heckenhauer in Tübingen (Holzmarkt): "in deze tijd was ik op drie gebieden tegelijk bezig: met de zaak, met de privé-lectuur en 's-avonds of liever 's nachts in mijn omgang met een paar kameraden, voor het merendeel studenten die uit het corps waren gestapt of gewoon niet tot een vereniging behoorden, met grote zuippartijen.'
(
Hesse
, 1972
, p. 11
)
Over de betekenis van woorden, inclusief de discussie met Hugo Ball: "Ik heb het hier een dezer dagen, vanuit het ellendige gevoel dat ik had en de walging die ik ondervond, ook met Hugo Ball over gehad, en hij gaf mij in alles gelijk."
(
Hesse
, 1972
, pp. 145-146
)
“als het werk en de geestelijke inspanning en verheffing van allen gezamenlijk in een stroom zou moet uitmonden die alleen aan de mensheid toebehoort en waarin prestatie of vergissing van de enkeling algauw anoniem wordt. (...) woorden (...) waar plezier, overtuiging en waarheid van uitgaat, waarvoor het de moeite loont te sterven.”
(
Hesse
, 1972
, pp. 145-146
)
Minder...