“Binnen Amsterdam woonde zeekere vrouw van Zwol gebooren, met naame Fy Harmans, die, mits d'uitwendighe gedaante, haar innerlyke leelykheit niet looghende, om d'afzichtigheit haarder verwe, in de wandeling, doorgaans, geele Fy geheeten werd."
BRONNENLIJST | AANTEKENING | LINK | ||
---|---|---|---|---|
Breevoort, Johanna (1916). Burgemeester tegen schout. Een historisch verhaal naar ware bescheiden uit den strijd tusschen de Dirxisten en de Schoutisten, Amsterdam 1542-1578. Rotterdam: Libertas. | Bevat het verhaal van de verklikster Gele Fie [ca. 1515-1562], bijnaam Gele Fie vanwege haar "galachtige" gelaatskleur]. Haar echte naam was Sophie Harmansdr., dochter van de Zwollenaar Harmen Hoen. Ze verhuisde rond 1535 naar A'dam, haar moeder bleef achter in Zwolle - Bron wordt genoemd in het Digitaal vrouwenlexicon ( Breevoort , 1916 ) | |||
Mellink, Albert Fredrik (1978). Amsterdam en de wederdopers in de zestiende eeuw. Nijmegen: SUN. | Het eerste verraad van Fije Harmansdr. was twee jaar na de gruweldood van haar vader. Later, in 1549/'50 maakte ze meer dan twintig slachtoffers etc., waaronder onschuldigen.In 1562 na zes jaar gevangenschap werd haar - vanwege haar bedrog - de tong afgesneden, waarna ze op het rad werd gelegd en verbrand. Haar moeder Lubbertgen (ook verhoord) probeerde haar eerder vergeefs naar Zwolle terug te nemen. ( Mellink , 1978 , pp. 80, 100, 102, 105-107, 109, 110 ) | |||
Hooft, P.C. (1972). Nederlandsche Historien. Tweede boek [1565, elektronische editie DBNL]. | "Binnen Amsterdam woonde zeekere vrouw van Zwol gebooren, met naame Fy Harmans, die, mits d'uitwendighe gedaante, haar innerlyke leelykheit niet looghende, om d'afzichtigheit haarder verwe, in de wandeling, doorgaans, geele Fy geheeten werd, en van 't een broodt tot het ander niet koomen kon; als belast met een huis vol vaaderlooze kinderen, zynde onlanx haar man in een gevecht ter needer geleit. Waar oover, zy, aangeritst door armoede en boosaardigheit, twee gevaarlyke raadsluiden, zich, onder ander, begeeven had tot het belaaghen der onnoozelen, die, geenen troost voor hun gemoedt in de Roomsche kerke vindende, den zelven, in verboode zaameningen zochten: van welke snoodheit, de smaak des gewins lichtelyk een reukkelooze ziel, tot argher verrukt." ( Hooft , 1972 ) Meer... | |||
Grosheide, Greta (1920). Verhooren en vonnissen der wederdoopers, betrokken bij de aanslagen op Amsterdam in 1534 en 1535. Johannes Müller. | Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, deel 41 - zie ook bijlage (register) ( Grosheide , 1920 ) | |||
Gouw, J. ter (1884). Geschiedenis van Amsterdam. Amsterdam: Tj. van Holkema. | Zie ook het vonnis in bijlage II, 494-500. ( Gouw , 1884 , pp. 402, 440-448 ) | |||
Elte, S.. Bescheiden betreffende de Hervorming in Zwolle in: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap (1937), p. 51-133. | Met vele opmerkingen over de Zwollenaren Harmen Hoen (en Wolter in die Sonne) in de vroege jaren dertig, de revolutionaire jaren (zie ook register) ( Elte ) |